Bij het naderen van
de 50er jaren had Skoda nog steeds een concurrerende auto in
huis met de 1102. Ondanks dat hij nog steeds verregaand
gebaseerd was op de Popular van voor de oorlog, was de techniek
nog steeds vooruitstrevend in die dagen. In 1952 kwam daar nog
een nieuwe auto bij, de Skoda 1200 sedan deed zijn
intrede. Hij maakte voor 80% gebruik van dezelfde
technische onderdelen als de 1102, maar zag er heel anders uit.
De motor was afgeleid van die uit de 1102 maar had nu een
cylinderinhoud van 1221cc. De carrosserie was nu geheel van
staal (in de 1101/1102 serie werd ook hout gebruikt), wat een
grotere serieproductie mogelijk maakte. De Skoda 1200 werd
daarna al snel ook in andere carrosserievarianten aangeboden,
zoals bestel, station, en ambulance. Het model bleef in
productie tot 1956, en het waren in de praktijk erg ruime,
betrouwbare en economische auto's.
Spartak
Het
werd langzaamaan toch tijd voor een opvolger voor de 1102. De Skoda 1200
was echter een maatje groter als de 1102, en kon dus niet als zijn
opvolger aangemerkt worden. Het communistische regime moest echter laten
zien dat men ook aan de gewone arbeider dacht, en er moest dus een
nieuwe 'kleine' auto komen voor het brede publiek. Dat het bouwen en
exporteren van auto's één van de weinige manieren was om aan wat harde
valuta te komen zal echter ook een klein rolletje hebben gespeeld in
deze redenering. Voor de opvolger werd weer voor een groot deel gebruik
gemaakt van bestaande componenten, zoals bij de Skoda 1200. Maar er werd
een compleet nieuwe stalen carrosserie ontworpen. In 1953 reed het
eerste prototype van de 'Spartak', zoals de nieuwe auto werd
gedoopt. In 1954 werd hij in licht gewijzigde vorm voorgesteld aan het
publiek met de namen Skoda Orlik, Skoda Rival of Skoda 440.
(de logica hierachter was niet te achterhalen) Het zou de nieuwe
'volksauto' voor de Tsjechen gaan worden, maar daar kwam niet veel
van. De Tsjechische Kroon werd haast van de één op de andere dag
waardeloos, en voor diegenen die na dit waardeverlies nog steeds genoeg
geld bezat om een nieuwe Skoda te kopen, kreeg te horen dat de fabriek
bij lange na niet genoeg productiecapaciteit bezat om aan de vraag te
voldoen. De productie van de Skoda 440 liep gelijk met de Skoda 1200 van
de band, wat de hoofdoorzaak was van het tekort aan productieve kracht.
De wagens die dan van de band liepen, gingen voor een groot deel naar
het buitenland (voor de broodnodige valuta), dus de gemiddelde
Tsjechische arbeider had er niks aan. Evengoed was de Skoda 440 een zeer
goede wagen. Hij had een motor van 1089cc/40 pk, en het beroemde
ruggegraatchassis was ook weer aanwezig. Voor de typeaanduiding voor
deze auto gebruikte men weer hetzelfde systeem als voor de oorlog, met
de drie cijfers (4 cylinders/40pk)
Skoda
1200/1201
In
1955 werd de Skoda 1200 opgevolgd door de Skoda 1201. Door de
komst van de Skoda 440 werd de 1201 grotendeels nog in bestel, station,
pick-up, en ambulanceuitvoering gemaakt. Hoewel er mondjesmaat ook nog
wel een paar Sedans werden gebouwd. De carrosserie veranderde weinig. De
deuren van de wagen liepen nu niet meer geheel door tot onderaan, maar
nu waren er zichtbare dorpels aanwezig. Technisch waren er tussen 1200
en 1201 alleen kleine verschillen onder de motorkap. Door wat
veranderingen aan inlaat
en carburateur kwam het vermogen nu op 45 pk,
terwijl de cylinderinhoud dezelfde bleef. In 1957 werd de Spartak ook
leverbaar met de 1221cc motor, en ging in die uitvoering Skoda 445
heten. Ook de 1089cc machine werd opgewaardeerd naar 50 pk, door de
montage van een dubbele carburateur. In 1958 begon men met de de bouw
van een sportversie, met een afneembaar dak. Deze kreeg de naam Skoda
450, en werd in Kvasiny gebouwd. Het was een echte beauty, een
vrolijke auto in een grauwe en donkere tijd...
Blijheid
De
nieuwe modellenlijn verkocht bijzonder goed in het buitenland. Klanten
in het Westen waren nu eenmaal geinteresseerd in de kwaliteiten van een
auto, en minder in het politieke systeem waaronder het werd gebouwd. In
1959 wijzigde Skoda de voorwielophanging van alle modellen, waarbij
onder andere schroefveren werden toegepast. Ook het uiterlijk veranderde
iets. Men vond de veranderingen zo belangrijk, dat men de wagens
allemaal een nieuwe naam gaf. De Skoda 440 werd de Skoda Octavia,
de Skoda 445 werd de Skoda Octavia Super, en de 450 kreeg de
fraaie naam Skoda Felicia. De naam Octavia betekende dat het het
achtste model sinds de Popular 420 was (denk aan het ruggegraatchassis),
terwijl Felicia in het Latijn zoiets als 'geluk', 'blijheid', of
'vreugde' betekende. De motor van de Felicia was van aluminium, een
noviteit in die jaren. Hij had een cylinderinhoud van 1221cc, en leverde
een vermogen van 55pk. Technisch leken de motoren nog erg veel op die
van de Popular OHV uit 1938, en dit zou nog lang zo blijven. In 1959
verscheen de Skoda Octavia Touring Sport, met dezelfde motor als
die van de Felicia. De reeks werd gecompleteerd met de Skoda
Octavia Stationwagen, die in 1961 het levenslicht zag.
Trekka
De
Octavia was zeer populair, en bijzonder robuust. Hij kon zelfs op zeer
slecht terrein goed uit de voeten, wat hem soms de bijnaam 'Jeep'
opleverde. En het bleef niet bij een bijnaam; in Nieuw Zeeland waren
geimporteerde auto's in die dagen door belastingtechnische
redenen schreeuwend duur. Men zocht mogelijkheden om in eigen land te
produceren, dan kon men de belastingregels omzeilen. Zo werd het
onderstel van een Octavia gebruikt voor de bouw van een jeep-achtig
voertuig, de Skoda Trekka genaamd. Hij viel zeer in de smaak bij
de agrariers in dat land, het was een goedkope en robuuste auto.
Ongeassembleerde Trekka's werden ook naar Indonesie verscheept, waar ze
in een fabriek in de buurt van Surabaja werden opgebouwd. De wagens
konden zelfs met vierwielaandrijving worden geleverd, zodat de
terreineigenschappen nog verder verbeterd werden. In Pakistan werden
door de firma Haroon het chassis van de Octavia geimporteerd, waarop men
zelf een koetswerk bouwde. Het eindresultaat was de Skopak, een
schreeuwend lelijke wagen met fiberglas panelen op een stalen frame.
Koekoeksnest
Het
lijkt erop dat Skoda het, ondanks het politieke klimaat, weer goed
doet. Maar het wordt voor de Tsjechische fabrikant wel steeds
moeilijker. In 1950 werd in de top van de Partij besloten dat de
fabrikant Tatra meer trucks moest gaan bouwen. Dat betekende dat de Tatraplan,
een gestroomlijnde vierzitter met een luchtgekoelde viercylinder
achterin, niet langer meer door Tatra gebouwd mocht worden. De productie
van die auto zou worden overgenomen door Skoda, iets waar zowel Tatra
als Skoda niet blij mee waren. Twee jaar lang rolden er Tatraplans uit
de fabriekspoorten bij Skoda, en er werden iets meer dan 2000 stuks
gebouwd. In 1958 kwam er nog een ander model bij, de Tatra 805.
Dat was een kleine militaire truck met een luchtgekoelde V8 motor van
2545cc. Skoda bouwde er meer dan 7000 van, plus nog eens chassis' voor
andere fabrieken. Hier bleek dus hoe onvoordelig de geplande economie
werkte. Men sleepte de productie van diverse voertuigen van hot naar her
tussen alle fabrikanten en vestigingen, en het moet uiteindelijk meer
geld hebben gekost dan dat het opleverde. Want het bleef niet bij de al
genoemde voertuigen, fabrikanten begonnen steeds meer ongezonde
gelijkenissen te krijgen met koekoeksnesten. AZNP Skoda mocht blij zijn
dat men auto's mocht blijven produceren, iets dat een aantal andere
fabrikanten niet kunnen zeggen...
Sport
en supersport
Na
de oorlog werden ook de racewagens weer afgestoft, de sportieve
successen uit het verleden zat de Tsjechen nou eenmaal in het bloed.
Maar het waren nu andere tijden. Er was schaarste aan brandstof en
grondstoffen als rubber, en de Partij vond het allemaal maar
verspilling. Raceteams moesten op Methanol racen, voordat er ook maar
toestemming werd gegeven voor het deelnemen aan races. Evengoed
verloochende Skoda zijn sportieve aspiraties niet, en er werden enkele
zeer succesvolle race-modellen gebouwd. Zoals de Skoda 1101 sport,
een speciaal gebouwde auto, met een tweezits aluminium ponton
carrosserie. De speciaal aangepaste 1089cc motor werd voorzien van een
Roots-blower, een hogere compressie, en een aluminium cylinderkop met
V-vormige kop, waaronder twee rijen met kleppen lagen. Uiterst modern,
aangezien maar zeer weinig fabrikanten aluminium koppen konden maken.
Lopende op een mix van Methanol, Aceton, en benzine, presteerden ze erg
goed. Zo goed, dat de fabriek overging tot de bouw van de Skoda
Supersport. Er werden er drie gebouwd, met de 1221cc motor die in de
supersport 160 pk leverden. In 1953
werd er zelfs een 1490cc motor
gebouwd, die met een blower maarliefst 180 pk leverde! Deze werd Skoda
1500 Supersport genoemd. Het was een enorme prestatie om in die
dagen dergelijk vermogen te genereren uit zo'n relatief kleine motor. In
1957 werden er twee open sportwagens op basis van de Spartak gebouwd, de
Skoda 1100OHC, waarvan er later ook nog eens drie aluminium coupé's
werden gebouwd. Aan het eind van de jaren 50 werden er (vaak door de
rijders zelf getunede) Octavia's ingezet in verschillende rally's, die
ook veel succes hadden.
Opvolger
Aan
het eind van de vijftiger jaren werd er zolangzamerhand toch wel aan een
opvolger voor de Octavia gedacht. Het concept was nu wel erg lang in
gebruik, en de productie-aantallen lagen veel te laag voor een
'volksauto'. Ook kon men bij lange na niet aan de vraag naar Octavia's
in het buitenland voldoen. De partij besloot, dat er een geheel nieuwe
fabriek moest worden gebouwd, waarui een geheel nieuwe auto zou moeten
rollen. Een auto, die lichter en zuiniger was, en die in veel grotere
aantallen kon worden geproduceerd. Die auto kwam er, alleen kon men toen
niet vermoeden dat het concept van die auto wederom bijna 30 jaar zou
dienstdoen...